Hooge Mierde vormde aanvankelijk één parochie met Lage Mierde. Reeds vóór 1201 bezat de Abdij van Floreffe daarvan het patronaatsrecht. In 1212 verwierf de Abdij van Averbode het tiendrecht van Mierde uit de handen van Dirk II van Altena (1182-1242). Ook de onontgonnen gebieden tussen de Reusel en het hof Culitrode (tegenwoordig de buurtschap Kuilenrode, tussen Hooge en Lage Mierde in gelegen), kwamen aan de Abdij. Als tegenprestatie moest een jaarlijks bedrag aan de Sint-Odradakerk te Alem worden betaald.
Nu ontstond er een conflict tussen Floreffe en Averbode omtrent het patronaatsrecht. Uiteindelijk werd geregeld dat pastoorsbenoemingen om en om plaatsvonden, maar opnieuw kwam er tweespalt. In 1473 kwam het tot arbitrage en besloten werd om de parochie te splitsen, nadat de dienstdoende pastoor, Henricus van Eijck, zou zijn overleden, hetgeen in 1520 geschiedde. Sindsdien kwam het patronaatsrecht van Lage Mierde aan Floreffe, en dat van Hooge Mierde aan Averbode. Op 5 mei 1682 werd het patronaatsrecht van Floreffe op de Abdij van Postel overgedragen en dit bleef zo tot 1835. Het patronaatsrecht van Averbode over Hooge Mierde bleef in stand tot 1820.
De Mierdse katholieken moesten vanaf 1648 hun toevlucht nemen tot een grenskerk, die zich bevond nabij Grenspaal 204, bij het Paalven op het grondgebied van Arendonk. Op 20 februari 1673 werd een schuurkerk opgericht, die in 1758 werd vernieuwd.
De Heilige Odrada werd overigens in Hooge Mierde vereerd. Bisschop Nicolaas Zoesius schonk de parochiekerk op 9 augustus 1617 een aanzienlijke relikwie van deze heilige. Na 1648 werd de relikwie bedreigd geacht, en daarom werd zij op 27 september 1654 plechtig naar Balen gebracht.
In 1298 kwamen de landerijen van de Abdij van Floreffe onder bescherming van Hertog Jan II van Brabant. Diens opvolger, Jan III van Brabant, verkocht op 19 september 1331 zijn bezittingen aan de inwoners van Mierde.
Tot het einde van de 18e eeuw behoorde Hooge Mierde tot het Kwartier van Oisterwijk en het vormde daarin, samen met Lage Mierde en Hulsel, een vrijheid waarvan het domein in Hooge Mierde (Kuilenrode) lag, terwijl het bestuurlijk centrum in Lage Mierde was te vinden.
In 1840 had het dorp 121 inwoners.
De kerk van de Heilige Johannes bij de Latijnse Poort (de Sint-Jan-Evangelistkerk) heeft nog een 15e-eeuwse toren van drie geledingen, voorzien van steunberen en een traptorentje in de zuidoosthoek. De kerk was van 1648 tot 1800 door de hervormden in gebruik geweest en in verval geraakt, gezien het geringe aantal protestanten. De katholieken bleven daarom gebruikmaken van hun in 1758 vernieuwde schuurkerk, om in 1820 de vervallen gotische kerk vrijwel geheel te vernieuwen. Uiteindelijk werd in 1922 de oude kerk gesloopt en een nieuwe gebouwd, maar de toren bleef bestaan. In de kerk bevindt zich een kruisbeeld uit ongeveer 1500, een Maria op de Maansikkel uit 1650, een 18e-eeuws kruisbeeld en een grafzerk waarop de symbolen der evangelisten staan afgebeeld. In 1805 ontstond de Sint-Corneliusverering, die vooral in de 19e eeuw haar bloeitijd kende. Een Corneliusbeeld is in de kerk aanwezig. Ook een kostbaar houten Corneliusbeeld is in het bezit van de parochie, maar het wordt op een veiliger plaats bewaard.
De Sint-Corneliuskapel is gebouwd in 1998 en bevindt zich daar waar de Poppelse Dijk op de Kuilenrode uitkomt. Het is een bakstenen gebouwtje met zadeldak, een driezijdige apsis en een Corneliusbeeld met de attributen hoorn en kruis.