Geschiedenis

Reusel-De Mierden in een ver verleden

Midden-Steentijd
De oudste sporen die in Reusel-De Mierden zijn nagelaten dateren uit de Midden-Steentijd, de periode van 8.000 tot 4.000 voor Christus. Afgaande op de honderden pijlpunten die in De Moeren (in het uiterste zuidoosten van de gemeente) gevonden zijn, moet zich hier een nederzetting van jagers en vissers bevonden hebben. Ook in landgoed De Utrecht zijn overblijfselen van een kampement gevonden.

Nieuwe Steentijd
Uit de Nieuwe Steentijd (4.000 tot 1.500 v. Chr.), een tijd waarin de veeteelt en de akkerbouw hun intrede deden, zijn diverse vuurstenen bijlen overgebleven. Ze werden onder meer gevonden op De Heikant, De Kattenbosch en De Peel.

Bronstijd/IJzertijd
In landgoed De Utrecht zijn twee grafheuvels uit de Bronstijd (1.500 – 700 v. Chr.) gevonden. Bij de akker De Laagte, ten westen van het riviertje De Raamloop nabij buurtschap De Rouwenbogt, zijn in de jaren zeventig van de vorige eeuw honderden aardewerkfragmenten uit de IJzertijd (700 – 50 voor Chr.) gevonden. Ook op de Hoevenhei is materiaal uit die tijd gevonden.

Romeinse tijd
Vondsten (ijzerwerk en schalen van gevernist aardewerk) in de jaren zeventig in De Kruisstraat in Reusel, wijzen erop dat deze plek in de tweede eeuw na Christus bewoond werd.

Middeleeuwen
In de Middeleeuwen (500 tot 1.500 na Christus) hebben zich in Reusel-De Mierden al echte nederzettingen gevormd. Dat weten we uit opgravingen nabij Hulsel – waar een kerkterrein werd blootgelegd – en bij buurtschap ’t Holland waar vier waterputten met veertiende-eeuws aardewerk tevoorschijn kwamen.

Bij opgravingen in 1995 en 1997 in het dorpscentrum van Reusel werd veel duidelijk over de nederzettingsgeschiedenis van dit dorp in de Middeleeuwen.

Op de plek waar zich nu het busstation bevindt (hoek Wilhelminalaan-Kruisstraat) moet kort nadat Willibrord de kerstening van Nederland inzette – zo rond 800 – al een houten kerkje gestaan hebben. Rond 1100 wordt dit vervangen door een Romaans kerkje van steen. Met de bouw van een toren rond 1400 wordt de gotische bouwfase ingezet. In latere eeuwen ondergaat het kerkje allerlei veranderingen: delen (kruispanden) worden bijgebouwd die later soms ook weer gesloopt worden. In 1897 wordt de kerk afgebroken. Op honderd meter afstand is dan een nieuwe, grotere kerk verschenen – de kerk die er nu nog staat. Op een paneel bij het busstation – waarvan in het dak en de bestrating de contouren van de middeleeuwse kerk terug te vinden zijn – staat de geschiedenis van de voormalige dorpskerk beschreven.

De zielzorg in Reusel en ook in Hooge Mierde is in de Middeleeuwen en nog lang daarna in handen van de abdij van Postel. Ook had deze Norbertijnerabdij in Reusel-De Mierden grote bezittingen, zoals boerderijen, molens en visvijvers. Het beeldje van de witheer op De Lensheuvel verwijst naar de eeuwenlange band tussen Reusel en Postel.

Uit archiefstukken weten we dat Reusel een belangrijke bedevaartsplaats was. Van heinde en verre kwamen gelovigen naar het dorp om de heilige Maria te vereren. Lage Mierde behoort in de Middeleeuwen toe aan de Norbertijnerabdij van Averbode.

Tachtigjarige oorlog
De strijd van de Staten van Holland om zich af te scheiden van Spanje is rechtstreeks van invloed op de dorpssamenleving van Reusel en de Mierden. Regelmatig worden in de vier kerkdorpen Spaanse soldaten aangetroffen. Soms blijven ze hangen. Zo komt in Reusel-de Mierden tot op de dag van vandaag de familienaam Panjoel voor. Hij is afgeleid van het woord Spanjool.

Als in 1648 de vrede van Munster getekend wordt, is niet duidelijk of Reusel bij Staats-Brabant (Nederland) of bij Spaans-Brabant (België) moet worden ondergebracht. Een speciale commissie moet dat uitzoeken, maar die komt er niet uit. Gevolg is dat Reusel uiteindelijk bij Nederland komt en Postel – waarmee al eeuwenlang een nauwe band bestaat – bij de zuiderburen wordt ondergebracht.

Generaliteitsperiode
Dat Reusel-De Mierden deel gaat uitmaken van de (protestantse) Staten van Holland heeft vergaande gevolgen: het wordt de inwoners van het dorp verboden nog langer hun rooms-katholieke geloof uit te oefenen. Voor kerkdiensten maakt men gebruik van noodkerken die net over de grens in Arendonk worden gebouwd.

In bestuurlijk opzicht komt Reusel los van Postel. Samen met Bladel krijgt Reusel een eigen schepenbank. Ook Hulsel, Hooge Mierde en Lage Mierde vormen in die tijd een zelfstandige bestuurlijke eenheid, de vrijheid De Mierden. De raadskamer bevindt zich in Lage Mierde. Veel te besturen valt er echter niet. Den Haag maakt de dienst uit en Hulsel, Hooge Mierde, Lage Mierde en Reusel zijn slechts onbetekenende dorpjes waarvan de inwoners alle zeilen bij moeten zetten om met wat eenvoudige landbouw- en veeteeltactiviteiten (heideschapen) het hoofd boven water te houden.

Franse Tijd
De moeilijke economische situatie verandert niet als in 1794 de Franse legers Nederland binnentrekken en ook in Reusel een kamp opslaan. Wel wordt onder het bewind van Napoleon het dorpsbestuur vernieuwd: de schepenbank verdwijnt en er komt een modern gemeentebestuur voor in de plaats, één in Reusel en één in Hooge en Lage Mierde. Wat ook verandert is de geloofsuitoefening: de vrijheid van godsdienst keert terug en de inwoners van Reusel-De Mierden mogen weer beschikken over hun (flink vervallen) kerken.

Belgische afscheiding
Als Napoleon verslagen is, besluit de internationale gemeenschap in 1814 dat Noord- en Zuid-Nederland beter kunnen worden samengevoegd. De nieuwe natie is geen lang leven beschoren. Als Brussel in 1830 in opstand komt,begint koning Willem I in 1831 zijn Tiendaagse Veldtocht. Die levert niks op. De Nederlandse legers moeten zich terugtrekken achter de oude grens van Noord-Brabant. Daar blijven ze nog tot 1838, het jaar waarin Willem I zijn aanspraken op België laat schieten.

Na Spaanse soldaten (Tachtigjarige Oorlog) en Franse soldaten (Napoleontische tijd) zijn het nu dus Nederlandse soldaten die in Reusel-De Mierden zijn ingekwartierd. De meesten zijn afkomstig van boven de rivieren waar het welvaartspeil beduidend hoger ligt dan in de Kempen. Naar het schijnt is in deze tijd de naam De Acht Zaligheden ontstaan, een spottende verwijzing van de Hollandse soldaten naar de 8 armlastige Kempendorpjes waarvan de naam op -sel eindigt: de acht sel-ligheden. Het monument Stenen der Zaligheden, nabij de Grote Cirkel in Reusel, besteedt uitgebreid aandacht aan dit onderwerp.

1840 – 1940
In de honderd jaar die voorafgaan aan de Tweede Wereldoorlog vormt Reusel-De Mierden aanvankelijk een geheel agrarische samenleving. Kleine keuterboeren bewerken een schamel stukje zandgrond dat ze met zorgvuldig verzamelde stalmest (van slechts enkele koeien) zo vruchtbaar mogelijk proberen te krijgen. Ze doen dat op een manier die, zo heeft de Hulselse historicus Cor van der Heijden aangetoond, binnen de gegeven omstandigheden een zo groot mogelijke bedrijfszekerheid opleverde. Er werden vooral aardappelen en rogge verbouwd. Verder hielden de boeren schapen die op de uitgestrekte heidevelden gehoed werden.

Tegen het einde van de negentiende eeuw wordt het puur agrarische karakter van Reusel-De Mierden doorbroken: her en der in de dorpen verschijnen sigarenfabrieken. Veel boerenzonen vinden werk in de fabrieken van onder meer Velasquez, Willem II, Karel I, Jamaica en Agio.

Een andere belangrijke verandering in die tijd is de heropleving van het rooms-katholicisme. In Lage Mierde en Reusel worden nonnen- en fraterkloosters gebouwd. Ook komt er in Reusel een katholiek weeshuis.

In 1891 krijgt Reusel-De Mierden zijn eerste verharde weg, van Reusel via Hooge Mierde en Lage Mierde naar Hilvarenbeek. Ook bepalend voor het (latere) landschap is de verkoop in 1898 van zo’n 800 hectaren heide aan levensverzekeringsmaatschappij De Utrecht. Het vormt de grondslag voor het latere landgoed De Utrecht.

Hoewel Nederland neutraal is tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918), ondervindt het grensdorp Reusel-De Mierden wel degelijk gevolgen van dit internationale conflict: er worden Nederlandse soldaten ingekwartierd, langs de grens wordt een levensgevaarlijke elektrische draadversperring aangebracht en honderden Belgische vluchtelingen stromen het dorp binnen. Verscheidene van hen zouden zich blijvend in Reusel-De Mierden vestigen.

In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw blijft Reusel-De Mierden een gesloten dorpsgemeenschap van boeren en sigarenmakers die hun handelen sterk laten bepalen door hun katholieke geloof. De landbouw krijgt al een iets grootschaliger karakter doordat begonnen wordt met het ontginnen van de eindeloze heidevelden. Daarbij worden soms interessante vondsten gedaan, zoals die van ‘de Reuselse Kei’, de oudste steen van Nederland, te zien nabij De Grote Cirkel.